Je moet de lijnen leven die je gegeven zijn
Dit is één van de uitspraken van het hoofdpersonage Johan in de pas verschenen roman ‘GEVANGEN’ van Pieter Sparre. Sparres debuutroman is het verhaal van een Leids academicus die zich laat meeslepen in het wereldje van drugs, betaalde seks en criminaliteit. Wat betekent bovenstaande uitspraak? En zo had ik nog wel meer vragen na lezing van zijn boek. Ik sprak Sparre in zijn met boeken volgestouwde studeerkamer.
Interview door Pieter Vroegop
Ik mag me neerzetten in een ouderwetse leren fauteuil. Zelf neemt Sparre plaats in de draaistoel aan zijn bureau. ‘Glaasje wijn?’ vraagt hij, voor ik met mijn vragen kan losbranden. ‘Ik heb een heerlijke Grechetto open staan. Ken je die?’ Ja, die ken ik, dus het valt me niet al te moeilijk zijn beginnende uiteenzetting over Italiaanse wijn te onderbreken, met de opmerking dat ik hem vooral over zijn boek wilde bevragen. ‘Als je maar wel meedrinkt, anders heb ik geen excuus.’ Hij schenkt mij en zichzelf een glas in. De wijn is inderdaad verrukkelijk (‘Kun je bij Henri Bloem kopen voor nog geen 7 euro, schrijf dat maar op.’). We spreken af elkaar te tutoyeren.
Op de Faculteit Geesteswetenschappen gaat het gerucht dat je boek meer sleutelroman is dan je bij de boekpresentatie suggereerde.
‘Ik zei toen ook dat ik daar om privacy-redenen niet meer over wilde zeggen.’
En daar hou je je nog steeds aan? Waarom eigenlijk? Het is toch al lang geleden? En ik neem aan dat de betrokkenen inmiddels verdwenen zijn.
‘Je mag aannemen wat je wilt, ik zeg er niets meer over.’
Goed, ik zal er niet over doorzeuren. Andere vraag: Het gedicht dat als opdracht vóór in je boek staat, lijkt mij heel betekenisvol voor je roman.
‘Dat mag je wel zeggen. Het is een fragment uit een langer gedicht van Piet Janssen, een Rotterdamse dichter met wie ik goed bevriend ben. Zijn gedicht Etosha beschrijft de rauwe realiteit van de natuur, eten of gegeten worden, paren, dood, het ligt allemaal vlak bij elkaar. In mijn boek heb ik de biologische oorsprong van ons mensen willen benadrukken. Natuurlijk zijn we niet meer als wilde dieren, zoals in het gedicht, maar een deel van ons evolutionair verleden zit nog in ons en ik denk dat de meeste mensen dat – ondanks alle aandacht die er tegenwoordig is voor geweld en seks – toch nog te weinig accepteren. Wat dat betreft ben ik sterk beïnvloed door wat Piet Vroon daar ooit over schreef, in Tranen van de krokodil, namelijk dat ons brein gelaagd is en bestaat uit een evolutionair zeer oud reptielenbrein en een jonger zoogdierenbrein, waar tenslotte – relatief kort geleden – de menselijke hersenschors overheen is gekomen. Onze instincten zetelen in de evolutionair oudere delen en volgens Vroon is de communicatie tussen deze hersenlagen en de veel recentere hersenschors niet altijd even goed. ’
Waarom vind je het belangrijk om ons biologisch verleden zo te benadrukken?
‘Ja, waarom schrijft een schrijver wat hij schrijft? Ik denk dat de meeste schrijvers willen laten zien hoe zij denken dat het in elkaar zit, de wereld, wij mensen. Zoals ik hierboven al aangaf: ik denk dat we onze dierlijke kant nogal eens wegmoffelen, waardoor we ons te veel verbazen over wat er allemaal in de maatschappij leeft aan zinloos geweld, aan seksueel geweld. Het is belangrijk te begrijpen waar die agressie vandaan komt. En wie weet vinden sommige mensen die worstelen met hun dierlijke kant, wel troost bij het lezen van mijn boek.
In je boek krijgt het seksinstinct veel aandacht.
Dat hangt samen met wat ik net zei.
Maar het is geen gewone seks die je beschrijft.
‘Nee, dat klopt. Dat is een ander punt dat ik wil maken met dit boek. Ik ben al heel lang gefascineerd door de theorie van Freud dat ons seksinstinct een scheppende en een destructieve component heeft, Eros en Thanatos en de seks die ik beschrijf verklaar ik met deze dualiteit.’
Freud heeft niet veel wetenschappelijk aanzien tegenwoordig.
‘Mijn boek is ook geen wetenschap. Dat is het aardige van literatuur. Daar kun je rustig met theorietjes werken, ook al hebben die geen empirische basis en zijn ze niet voor verificatie of falsificatie toegankelijk. Maar die theorietjes kunnen wel heel bruikbaar zijn. Bijvoorbeeld: het kunnen genieten van het je onderwerpen aan een dominante sekspartner, zoals Johan en in sterkere mate Edwin dat in mijn boek doen, zie ik als een uitingsvorm van de thanatos-kant van seksuele energie. En de bevrediging die het geeft om seksueel dominant te zijn, hoewel dat veel minder voorkomt, is doodsdrift die niet op het ‘zelf’, maar op de ander is gericht.’
Je boek is dus niets anders dan een praktijkvoorbeeld van Freuds theorie over Eros en Thanatos?
‘Tot op zekere hoogte, ja, maar niet helemaal. Ik heb heel lang geleden, in de zeventiger jaren van de vorige eeuw, een boek gelezen van een Amerikaanse schrijver Norman O’Brown: Life against death. Daarin geeft hij een eigen interpretatie aan Eros en Thanatos: in Browns opvatting zijn op een dieper niveau Eros en Thanatos geen tegenpolen, maar vallen ze samen: organismen verouderen en sterven. Mensen hebben hier een probleem van gemaakt, maar voor hun zielenrust moeten zij leren om oud te worden en te sterven. Ofwel: ze moeten leven langs de lijn die hun gegeven is. In mijn boek verbreed ik dat tot het accepteren van je seksuele voorkeuren. Ook dat is een lijn die je gegeven is. Bij seksuele dominantie en submissie – zoals je die in mijn boek tegenkomt – is de balans tussen Eros en Thanatos verschoven, maar om gelukkig te kunnen zijn moet je dat accepteren. Dat is ook precies wat de dominante Christian tegen de onderdanige Ana zegt in Vijftig tinten grijs: ‘Verspil je energie niet aan schuldgevoelens, clichés over goed en fout, enz. ………………. Je moet leren je geest te bevrijden en naar je lichaam te luisteren. Ja, ik durf James te citeren. Haar boek heeft alle trekken van een kasteelroman, ik geef het toe, maar het biedt meer en het is naar mijn smaak iets te veel bon ton geworden om er denigrerend over te doen.
Maar als de één van kinky seks houdt en de ander niet heb je een probleem.
‘Ja. Ik ken daar geen cijfers over, maar het zou me niet verbazen als dat probleem zich vaak voordoet. Waar ik trouwens wel cijfers over heb – alleen weet ik niet hoe betrouwbaar die zijn, ik heb ze gevonden op internet – is hoe de voorkeur bij mannen en vrouwen verdeeld is. Koppels die aan kinky seks deden werden bevraagd en het bleek dat 25% van de mannen het liefst de dominante rol speelde en bijna 50% bij voorkeur de onderdanige rol (de rest switchte), bij vrouwen was het percentage vrouwen dat een voorkeur had voor een dominante rol 5%(!) en meer dan de helft wilde liefst onderdanig zijn (de rest switchte weer). Feministen vinden dit vast niet leuk.
Als je zegt dat mensen de lijnen moeten leven die hun gegeven zijn, dan heeft dat wel zijn grenzen, neem ik aan.
‘Ja, natuurlijk, dat laat ik Johan in mijn boek ook bedenken: pedofielen en lustmoordenaars kunnen het maar beter bij fantasieën laten, maar die zullen dan ook altijd ongelukkig zijn.’
Sparre schenkt zichzelf nog eens in. ‘Jij nog een glaasje?’
Dank je, ik heb nog. Als ik je boek lees, wordt de vraag steeds klemmender: hoe is het mogelijk dat Johan zich zo laat inpakken door Nathalie?
‘Ja, die vraag krijg ik vaker, vooral van vrouwen trouwens, maar over dat laatste kan ik straks misschien nog iets zeggen. Die vraag verbaast me eigenlijk een beetje. Het is dezelfde vraag die altijd gesteld wordt aan vrouwen die jarenlang door hun man mishandeld zijn: waarom ben je dan bij hem gebleven? Of: waarom accepteerde je iedere keer zijn excuses? Ik denk dat hier verschillende dingen aan ten grondslag liggen, maar één ding is duidelijk: de beslissing om je door een partner zo lang te laten misbruiken is geen beslissing van de ratio, maar van het lichaam. En daarmee zijn we bij een ander belangrijk thema van mijn boek: de kracht van ons onbewuste en de vraag of we überhaupt een vrije wil hebben.’’
Swaab?
‘Ja, onder andere. Swaab heeft resultaten van jarenlang hersenonderzoek in gepopulariseerde vorm opgeschreven in Wij zijn ons brein, waardoor we onder meer weten dat in de hersenen oxytocine en dopamine en feromonen een belangrijke rol spelen in onze seksuele beleving. Maar zo mogelijk nog leerzamer was voor mij was het boekje van de Nijmeegse psycholoog Dijksterhuis: Het slimme onbewuste. Na lezen van dit boekje valt er met de beste wil van de wereld niet veel ruimte te ontdekken voor zoiets als een bewuste vrije wil.
Dat is toch vreselijk?
‘Leuk is wat anders, maar misschien valt er aan de uiterste consequenties toch nog wel te tornen. En we kunnen het ook van de andere kant bekijken: in feite is ons onbewuste een ideaal hulpmiddel om ingewikkelde beslissingen te nemen. Het heeft een veel grotere verwerkingscapaciteit dan ons bewuste. Bovendien wil het niet zeggen dat de ratio er niet meer toe doet. Ik denk dat bewust redeneren input moet leveren voor ons onbewuste. Normen en waarden zullen ook wel via bewuste keuzes ons brein binnenkomen. Voor mij is dat ook de route waarlangs er nog iets van toerekeningsvatbaarheid overblijft.’ Sparre zucht diep en kijkt me gekweld aan. ‘Maar ik vind het allemaal heel ingewikkeld.’ Toch vervolgt hij: ‘Karakteristiek voor ons onbewuste is dat het alle relevante informatie meeweegt, ook lichamelijke informatie die door ons bewuste nogal eens wordt weg gefilterd. En dan kom ik weer bij de vraag hoe het kan dat Johan zich zo laat inpakken: onderzoek heeft aangetoond dat mensen als ze een in principe potentiële sekspartner zien binnen 13 milliseconden beslissen of ze zo iemand aantrekkelijk vinden. Pas daarna gaan andere factoren meewegen, bijvoorbeeld of iemand ook een acceptabele en/of toegestane sekspartner is. Ik denk dat andere factoren steeds minder belangrijk worden naarmate die allereerste aantrekkingskracht krachtiger is. In extreme gevallen kan het lichaam de ratio overrulen. In mijn boek voelt Johan zijn lichaam zozeer bij Nathalie ‘horen’ dat hij met haar zou willen versmelten.’
Maar dat leidt min of meer tot zijn ondergang?
Sparre lacht even. ‘Ja, daar loopt het een beetje uit de hand, daar krijgt Thanatos te veel invloed, Nathalie is letterlijk een femme fatale.’
In je boek vind ik van je theorietjes niets terug, tenminste niet in geëxpliciteerde vorm.
‘Nee, daar heb ik niet voor gekozen. Ik denk niet dat het er daardoor interessanter op zou zijn geworden. Laat de lezers maar zelf nadenken en mogelijke theorietjes bedenken voor hoe het kan wat daar gebeurt. Ik ga vervolgens graag met hen in discussie.’
Sparre pakt de wijnfles en zonder het me te vragen schenkt hij mijn glas nog een keer bij. Zelf schenkt hij zich zijn derde glas in. ‘De fles moet op.’
Je zei eerder dat vooral vrouwen niet begrijpen dat Johan zich zo laat meeslepen.
Sparre aarzelt even. ‘Weet je,’ zegt hij dan, ‘ik denk dat vrouwen nog steeds niet voldoende onderkennen of domweg niet willen accepteren hoe zeer de liefde van mannen via hun buik loopt (om het netjes te zeggen).’ Hij kijkt even de tuin in waar naast bruin nog veel groen is te zien. Dan: ‘Laatst moest een goede vriendin van me lachen toen ik zei dat ik mijn boek ook een liefdesroman vind.’ Hij klinkt verongelijkt.
Nathalie lijkt niet iemand om van te houden.
‘Daar kun je je nog aardig in vergissen. Ik heb haar de karakteristieken gegeven van iemand met een antisociale gedragsstoornis en deze mensen staan erom bekend dat ze vaak als lief worden ervaren.’
Ik sta op. Dat waren mijn vragen. Mag ik even een blik in je boekenkast werpen?
‘Ga je gang.’
Ik loop de schappen langs. We vinden zo te zien dezelfde boeken belangrijk.
‘We zijn van dezelfde generatie.’ Hij pakt Eros and civilization uit het rijtje Marcuse. ‘Hierin gaat het ook over Eros en Thanatos, maar Marcuse geeft er een marxistische interpretatie aan.’ Hij kijkt me berustend aan. ‘In onze studententijd vonden we het belangrijk dat we dit soort auteurs lazen en met elkaar bediscussieerden.’ En met zijn vinger boeken aanwijzend: ‘Kijk, hier, Fromm, Illich, Lasch. Studenten van tegenwoordig bekommeren zich niet meer om sociologische of psychologische theorieën.’
En dat vind je jammer?
‘Dat vind ik een ernstig gemis.’